Archive for the ‘Persoonlijks’ Category

Articles

Dier-baar

In Actualiteiten,huisdieren,Persoonlijks on 25 juni 2021 door Marjolein Stam Getagd: , , ,

Het lijkt wel alsof ik niets meer om over te schrijven heb dan over zieke en overleden huisdieren.
Er zit genoeg in mijn hoofd waarover ik zou willen schrijven, maar die woorden komen niet bij het toetsenbord. Maar zodra een dierbare sterft, dan moet ik daarover schrijven – om haar te eren, maar ook om te verwerken.

Dus gaat dit stuk over onze geweldige poes Sushi. Ik probeer haar laatste 8 dagen niet de boventoon te laten voeren (al schrijnen ze nog verschrikkelijk en huil ik om de haverklap om haar lijden), maar de focus te houden op haar korte, maar mooie leventje. Ik ontkom echter niet aan die 8 dagen, die dinsdag jl. abrupt eindigden.

Van een nachtje niet thuiskomen tot ’s middags met een geknikte staart verschijnen en zodra ik de dierenarts had gebeld voor een afspraak, hem snel weer smeren. Dat was maandagmiddag. Uiteindelijk woensdags naar de dierenarts en donderdags naar een andere vestiging voor een foto en daar vonden ze een abces, dat weggehaald en schoongemaakt werd. Maar het was niet goed, ik zag het donderdagavond al aan haar.
Ze lag dinsdagnacht uitgestrekt bij ons op het bed en doordat ik niet goed sliep, heb ik haar toen gelukkig veel kunnen aaien. Donderdags na de ingreep kroop ze naar hoekjes en lag daar languit. Ik voelde en wist wat komen zou … Ze wilde niet eten of drinken, dus terug naar de dierenarts voor injecties want de antibiotica moest aanslaan. ’s Nachts, toen ik naar het toilet moest, kwam ze moeizaam en zielig de trap op en keek me aan en ik wist nu zeker wat ik al wist: ze redt het niet. Maar ik bleef flink. Vrijdags weer naar de dierenarts en ze moest blijven voor een infuus en prednison. De bacterie kon beide kanten op gaan, zei de dierenarts voorzichtig en gaf haar morfine, zware antibiotica en infusen. Twee keer per dag kregen we een update.
Maandag werd bij een nieuwe foto duidelijk dat haar staart, haar prachtige wasberenstaart, niet meer te redden was. Dinsdagochtend zou deze geamputeerd worden. Maar we werden gebeld dat tijdens het scheren duidelijk was dat de infectie via het ruggenmerg al tot het bekken zat … Zij was niet meer te redden. Arme, arme Sushi.


Tussen weten en weten zit een groot verschil. Daadwerkelijk horen dat ze dood gaat, is iets anders dan de angst ervoor.
We waren er toen ze, onder narcose, bij ons werd gebracht. We konden afscheid nemen voordat ze haar in lieten slapen. Ze was zo weg. We kregen haar mee in een lief roze dekentje, waar we haar kopje en pootjes uit lieten steken. Thuis was haar ziel ook zo weg – blijkbaar wilde ze na al die pijn snel spelen op de regenboogbrug.
Al aan het einde van de middag hebben we haar begraven, dicht bij Iffix. Sindsdien is er gemis, bij ons allebei. Mijn flinkheid is gesmolten, verdwenen, weg. Ik huil. Onze Sushi is er niet meer, we hebben alleen nog herinneringen.

Ze was het eerste kitten dat we samen haalden, waar we allebei verliefd op werden en dat evenveel van ons allebei hield – misschien nog wel meer van Jos. Dat was fijn voor hem; de oudere poezen trekken toch het meest naar mij.
Ze was geboren in een gastgezin met 2 gelijkende broertjes en/of zusjes: drie blauw-beige schoonheden die samen plezier maakten. Maar het werd zomervakantie en ze gingen tijdelijk naar het asiel, waar de darmparasiet giardia zich stiekem had genesteld en ook haar vond. Ze overleefde het ternauwernood bij het medisch pleeggezin, gescheiden van haar broertjes of zusjes en geregistreerd als een katertje met een vreselijke naam.

Ik vond dat ze zo’n poezenkopje had en we gingen checken: ja hoor, niks katertje! Later bij de sterilisatie werd dat bevestigd: het was echt een poes 🙂

Eigenlijk zouden we haar poep nog een keer moeten laten controleren voordat ze bij de andere katten mocht, dus zou ze op een kamertje apart zitten vanwege mogelijk besmettingsgevaar. Maar daar was Skinny Minny het niet mee eens: de volgende dag al vloog ze rap de kamer uit, vond onze slaapkamer en vleide zich op haar zij op het bed. Hier woon ik! Heerlijk, haar zelfvertrouwen!
We genoten van haar speelsheid en van haar levenslust – je zou niet zeggen dat ze door het oog van de naald was gekropen. De uitslag kwam: geen giardia, dus ze nam volop deel aan het huiselijk kattenleven. Tot afgunst van de rest kreeg ze speciaal voer om aan te sterken en mochten de anderen alleen het bakje uitlikken. Ze knapte zienderogen op en vermaakte zich met allerlei dingen. Niet met speelgoed, maar met dingen die zij zo beschouwde. En ze was een kei in vliegen vangen.

Toen ik een week later een nieuwe knie kreeg, bleek ze stapelgek te zijn op de weggooi-tuutjes van de oorthermometer. Ze liep er mee in haar bek alsof het een speentje was, speelde er ingewikkeld mee – zij speelde nooit normaal, alles moest ergens omheen, overheen, onderdoor en daarna liep ze er weer mee in haar bek, tot ze een nieuwe kreeg. De stofzuiger heeft menigmaal verstopt gezeten door al die afgekauwde speentjes 🙂 Later zochten we alles af naar meer speentjes, maar met corona waren thermometers met speentjes uitverkocht. Daarna werden het rietjes van pakjes drinken. Daar was ze ook stapel op en ze liep er mee alsof ze een brede doorzichtige snor had 🙂

Ze rende vaak even van schoot naar gezicht, gaf een paar kopjes en sprong dan naar de baas. Die maakte eten, dus daar viel elke avond wel wat te halen! Hij noemde haar zijn keukenhulpje, ze kwam er voor binnen, liet alle interessante kikkers en andere beesten bij het water schieten zodra ze zag of rook dat hij ging koken. Dan deden we snel het luikje dicht, anders bleef ze ’s avonds te lang weg. Maar als je toch de deur voor haar opendeed, streek ze langs je benen, als bedankje voor het binnenlaten. Voor de traditionele koffiemelk gaf ze harde kopjes, zodat er meer uit het pak kwam 🙂

Ze was ongelooflijk slim en ook heel gezellig, want ze praatte: van die lieve zachte geluidjes als antwoord op ons. Wij hebben de (ongezonde) gewoonte om elke avond een stukje chocola te eten, dat in een papiertje is verpakt. Ik als neuroot vouw die papiertjes al op sinds ik die chocola eet, en Jos ging meedoen. Dan werden de papiertjes naar haar gegooid. Ze wist het: zodra ik mijn avondmedicijnen had, kwam de chocola. Eerst moest ze krabbend, alsof ze schaatste, uit mijn waterglas drinken, dan ging ze in de hoek zitten waar wij de papiertjes naartoe gooiden. Een tijd lang heb ik ze achter een glazen wandpaneel langs laten glijden en dat vond ze nog veel leuker dan het gewone gooien! En wij deelden haar lol. Ook die papiertjes vonden we overal terug: ze wurmde ze onder deuren door, tot onder een stukje plint waar een minuscuul kiertje zat. Overal kwamen de papiertjes tevoorschijn en al pakten we ze allemaal op (dachten we), ook hiervan ging de stofzuiger regelmatig op tilt.

Door haar karakter en gedrag was ze zó anders dan we gedacht hadden! Je krijgt een mager kitten dat geleden heeft, maar Sushi hield zo van het leven en van spelen dat ze zelfs ren- en springpartijen op en met Kleinie deed! Kleinie, die normaal gesproken relaxed ligt en het leven zo wel prima vindt. Onze Noord-Macedonische man Spick deed hetzelfde en ze genoot ervan – al vond ze Spick iets enger; hij is namelijk nogal lomp en bovendien formaat paard vergeleken bij haar, een klein poesje. Ze lag niet bij de anderen, al wilde Spick dat wel. Maar nee, Sushi was solo, ook buiten.

Ze was niet altijd even netjes; binnen komen voor de kattenbak is een gedoe als je buiten speelt. Dat merkten buren, waar ze onder de tuinbank ging zitten en haar behoefte deed. Binnen zou Sushi nooit onzindelijk zijn, ik denk oprecht dat ze gewoon even snel ergens iets deed omdat ze bezig was met allerlei beesten te vangen. Want ze was een jager. Een buurvrouw zag haar vorig jaar met een grote kikker in de bek lopen en onlangs heeft ze een babyvogeltje gepikt. Dat zat even sterk in haar als het gezellige dier dat niet zeurde als de deur dicht ging. Dan ging ze ergens in huis liggen. Als ze dan buiten iets zag wat haar aandacht vroeg, zat ze als een stokstaartje te kijken 🙂

Troostend en verrassend is dat Spick – die oosters bloed heeft – veel overeenkomsten met haar heeft. Ook hij loopt met rietjes – alleen een slagje groter. Ook hij vangt de papiertjes (dat keek hij af van haar), alleen weet hij niet wat hij er daarna mee moet. Ook hij praat en ook hij ligt op het aanrecht voor de restjes van de kok.
En toch, hoeveel we ook van deze kat (die we liefkozend “het paard” noemen) houden, het is niet Sushi. Er was maar één Sushi, zij was uniek. Ik heb in mijn leven veel katten gehad, maar Sushi was de derde die zó diep mijn ziel binnenkwam, en nog extra omdat ze zielig was, en omdat wij haar samen uitgekozen hadden. En zij koos ons.

Sushi-poeshie, Soezepoes, Snoesiepoesie, wat heb je ons veel plezier en vooral liefde gegeven. Het aller- allerliefste aan je was dat als Jos hoestte, jij in je slaap als antwoord piepte. “Miep-miep-miep-miep”, je babygeluid. Als ik dan ook nog wat piepjes gaf, kon het zijn dat er nog één piep af kon, maar daarmee hield het op. Ik heb het helaas nooit vast kunnen leggen, maar wat was dat lief en aandoenlijk ❤
We missen je verschrikkelijk en kunnen niet geloven dat we je nooit meer zien. De schok werkt nog na, we zijn er nog lang niet doorheen. Maar dat verdien je, lieve Sushi met je frons. Je bent het liefste wat ons samen overkomen is en we hadden graag nog jaren en jaren van je gehouden. En we hadden je zó graag het laatste leed willen besparen!

Je bent en blijft voor altijd in ons hart ❤

Sushi, geboren op 28-4-2019, bij ons komen wonen op 25-8-2019, overleden op 22-6-2021.

Articles

Monument voor Iffix

In Actualiteiten,huisdieren,Persoonlijks on 17 januari 2021 door Marjolein Stam

Dit is een lang verhaal over een bijzondere kat (en dat was-ie). Het verhaal is lang doordat hij 15 ½ jaar deelgenoot van mijn leven was – iets, wat geen man ooit gered heeft. Hij is me ontzettend dierbaar, mijn Iffix met zijn verlegen blik en zijn eigenaardigheden. Een week geleden stierf hij en hij verdient dit verhaal over hem en over ons leven samen. Dus geen keurige blog, maar het levensverhaal over de liefste man die een royaal bontrandje om mijn hart vleide. Een monument voor Iffix, mijn wonderkat.

Hij kwam na de drama’s in 2005, in de zomer samen met zijn zusje. Ik kreeg hem van een toenmalige vriendin die ALS had. Daarom noemde ik hem “IF (they could) FIX (it)”. Zijn zusje werd naar mijn aanvallen van somberheid Oxa(zepam) genoemd. Oxa & Iffix, twee mooie kittens die erg aan elkaar hingen.
Ze werden ziek – toch nog weer. Blijkbaar was het virus nog altijd niet weg. Het kostte me moeite ze te verzorgen; ze waren nogal eigenzinnig als het op medicatie aankwam. Ze waren mager en speelden niet, zaten altijd samen en keken niet om naar andere katten. Maar poes Giva trok zich daar niets van aan en waste hen vlijtig de oren. Ze konden die moederliefde goed gebruiken en lieten het zich welgevallen.


Na een jaar overleed Oxa. Ik legde haar vlak voordat ze stierf koel, maar ze kroop terug en rolde zich om mijn stoelpoot, terwijl Iffix op mijn schoot zat (iets wat hij later niet meer durfde). Ze overleed en ik wilde haar wat mooi neerleggen zodat iedereen afscheid kon nemen en haar ziel weg kon. Maar Iffix deed iets eigenaardigs: hij ging bovenop haar liggen en bleef een uur stil liggen. Toen hij opstond, was Oxa koud en stijf en geen andere kat keek meer naar haar om. Haar ziel leek in hem overgegaan. Hij kwam de week daarop een kilo aan en bleef groeien, werd gezond. Eten en gekamd worden waren zijn grote hobby’s. Als ‘kwartlanghaar’ (hij had een Perzische vader) was kammen zeker nodig, dus dat hij dat fijn vond, kwam mij goed uit.

Hij had een hoop eigenaardigheden. Zo was hij bang voor schoenen – niemand weet waarom, er was nooit iets gebeurd. Hij had geen idee hoe het luikje van de kattenbak werkte, dus dat moest er voor hem af. Ik noemde hem liefkozend “niet al te nozel”. Toen hij me een vlinder bracht, helemaal zelf gevangen, heeft die jaren in een kast gestaan. Dat is het enige wat hij ooit ving 🙂
Als ik naar de wc of naar de gang ging, sjokte hij tot aan de gangdeur en bleef daar met één poot naar voren afwachtend staan kijken tot ik terugkwam. Dan draaide hij zich om en liep met mij mee terug.
Hij ontroerde me altijd erg, mijn Iffix.


Hij klom een keer op het schuurdak en was drie dagen weg. Hij kwam daar nooit en liep sowieso niet weg. Dit was een vergissing, iets wat hem overkwam. Ik was in paniek en bracht flyers rond. Na drie dagen kwam hij terugwandelen. Achteraf bleek hij drie huizen verderop naar beneden op een gelijkend plaatsje gesprongen te zijn (dat had een andere kat ook al eens gedaan). Toen de bewoner hem op de schuur zette, kwam hij blij weer thuis, trouw als altijd. Zelf had hij de sprong naar boven niet aangedurfd, zoals hij zoveel niet aandurfde.

Toen Miss Muis als kitten kwam, deed hij wat Giva bij hem had gedaan: hij waste haar van top tot teen en werd haar ‘vader’. Ondanks zijn castratie klom hij vrijwel dagelijks op haar met een grom en een beet in haar nek. Muis liep dan geïrriteerd grauwend weg en Iffix ging bedaard weer liggen, of sjokte naar mij toe. Ik geloof niet dat ik hem ooit anders heb zien lopen dan sjokkend; rennen was niet zijn ding. De reismand ook niet – het was altijd een drama om hem in de mand te krijgen. Toen hij een abces in zijn bek had en ik hem met veel hulp in de mand had gekregen, moest hij na de operatie drie dagen in de kliniek blijven omdat hij antibiotica-injecties nodig had en wij hem (en mij) de stress van die reismand niet aan wilden doen.
Hij kwijnde daar weg en was erg blij dat hij weer thuis was – ondanks de rit in de mand. Eenmaal thuis herstelde hij snel en at ook bijna tandeloos lekker door.

In die tijd bleek dat ook mijn vader ALS had en Iffix werd nog belangrijker voor me. Hoe bestond het, zo’n naam en die vreselijke ziekte die hij door zijn naam voor mij troostrijk maakte. Alsof ik het verdriet weg kon aaien bij hem.

En toen verdween hij wéér spoorloos van het achterplaatsje … Ik deelde weer flyers rond, langs het grote rechthoekige blok waar wel 60 woningen aan elkaar grensden, plakte ze op bomen in de buurt. Hij was bang voor mensen, dus waar kon hij zijn?
Het duurde zeven lange weken, weken waarin ik regelmatig tevergeefs bij die woningen aanbelde en vroeg of ze hem gezien hadden. Weken dat ik roepend door de buurt liep. Ik moest zó aan het idee wennen dat ik nooit zou weten wat er was gebeurd of waar hij was! Maar na zeven weken werd ik gebeld door de eigenaar van het huis met de ‘gelijkende’ tuin: zijn vriendin meende op de achterplaats een grote zwart-witte kat te hebben gezien. Ik vloog ernaartoe en zag hem van een kast naar een ruimte achter de schouw vluchten. Ik begon hem heel zachtjes te roepen en op zeker moment kwam er een miauwtje als antwoord. Het was Iffix!! Daarop vleien en languit liggend mijn hand achter de schouw, de mensen in hun eigen huis aan de kant sturend, vriend laten roepen dat hij met reismand moest komen en vleien, vleien, vleien, terwijl hij me kopstoten gaf (hij gaf geen normale kopjes). Totdat ik hem kon aaien en hij te voorschijn kwam. Maar de reismand gooide roet in het eten, dus weer vleien, vleien en aaien en toen hij voor de tweede keer tevoorschijn kwam, werd hij in een deken in de reismand gepropt en konden we naar huis. De man woonde eigenlijk al bij zijn vriendin, maar zijn poes woonde nog op zijn adres. Ze at de laatste tijd wel heel veel, vertelde hij  Kortom: Iffix was niets tekortgekomen en had samen met de poes heerlijk het rijk alleen gehad  😀

Wat was ik blij dat hij thuis was! Dat durf je na zoveel weken niet meer te verwachten. En dat hij dan hemelsbreed nog geen 25 meter bij me vandaan had gezeten! Ik was zo ontzettend blij om hem weer bij de deur te zien als ik naar het toilet ging, om hem bij me op de bank te zien, waar hij zich naast me op de leuning vleide, kopstotend aan de bank en zijn vragend mauwen bij de eettoren – die bedoeld was om hem minder te laten eten, maar die hij niet snapte, zodat ik het er voor hem uit moest halen  Hij ontdekte opeens speelgoed met een bal erin en lag daar eindeloos relaxed mee te spelen. En hij krabde alle bodems uit kartonnen dozen, waarvan er altijd wel eentje stond. Hoe meer lawaai hij daarbij maakte, hoe leuker hij dat leek te vinden.

Kleinie deed haar intrede en hij schoof Muis aan de kant, want een kitten wassen was belangrijker voor hem dan Muis. Die redde zich wel, al gaf ze hem uit frustratie wel regelmatig een mep.
En toen J. in mijn leven kwam, duurde het een tijdje voordat hij langs die man met die schoenen durfde. Hij bleef op mijn leuning op de bank liggen en zou nooit bij J. gaan zitten. Of hij bleef angstvallig tegen Kleinie aan liggen (die even bang was als hij), zodat ze minder opvielen.
Toen we gingen samenwonen, moest hij samen met Muis in de gehate reismand. Ik weet niet eens meer hoe we hem daar in hebben gekregen, maar het lukte. Het was een reis vol jammerende zieligheid.
Eenmaal in Brabant aangekomen, zag hij Kleinie weer en was al gauw toch weer blij. Hij vond het heerlijk om als vanouds op het plaatsje achter het huis te komen – weglopen was voor hem niet eens mogelijk, al vonden de anderen hun weg via de schutting. Hij moest daar niets van hebben. Als de bel ging, vluchtte hij samen met Kleinie naar boven of naar het kiertje naast de schuur. Daar wachtten ze dan samen tot de kust weer veilig was 


En toen verdween hij wéér! Deze keer samen met Toekie. Hoe kon dat nou!? De vaatwasser was vervangen en de voordeur had daarbij opengestaan. Ik was weer in paniek, want hoe kregen we twee bange katten terug in een buurt van een plaats waarvan men zei dat het vergeven was van de kattenmeppers? We hingen weer flyers op en liepen keer op keer roepend de hele buurt door. Toen we aan de tafel in de keuken zaten, meende ik hem zelfs te horen miauwen. Zou ik dan eindelijk officieel gek worden?
Maar de derde dag hoorde ik hem weer en ditmaal kon ik de locatie achterhalen: het klonk vanachter het fornuis … Die was in een nis ingebouwd, met ruimte er achter. Opeens dachten we aan de nieuwe vaatwasser en sloopten we de plint onder de keuken vandaan. Daar kwamen twee verfomfaaide, hongerige katten tevoorschijn. Er lag nog water van de gesprongen afvoerleiding, dus dat hadden ze wel gehad. Maar de honger! Er werden veel kopstoten gegeven, afgewisseld met schrokkend eten. Wat waren we opgelucht! Drie maal was scheepsrecht, vertelde ik Iffix en hij mocht nooit weer verdwijnen.


Dat schrokkend eten bleef een hele tijd, en dat kotste hij dan fijn weer uit. Soms werden we er flauw van, maar hij was al oud, dus ach. Hij was ook wel slim: wij hadden een vakantie geboekt terwijl Toekie een beetje ziek was, dus de buren zetten op ons verzoek dagelijks een bakje natvoer voor haar bij het bed. Bij terugkomst zag Iffix er nog meer als Hollands welvaren uit, en bleef om het bakje van het natvoer cirkelen. Oftewel: hij was slim genoeg geweest om het in te pikken 🙂

Hij begon te snappen dat het kattenluik iets was waar je tegen moest duwen en deed af en toe een halfslachtige poging. Meestal begon hij te mauwen en keek ons aan, waarop wij dan opstonden, met een voet (zonder schoen!) het luikje open hielden, waarop hij er elegant doorheen sprong. Buiten dronk hij het smerigste water dat er was – blijkbaar was dat het lekkerst – en als hij weer naar binnen wilde, zat hij op een stoelleuning in de tuinkamer en bleef indringend en mauwend naar binnen kijken, totdat wij hem zagen en de deur voor hem openhielden. Want het luikje ging naar buiten en dat was toch wel een brug te ver voor onze nozele man 🙂

Anderhalve week geleden lag hij met gestrekte hals in zijn mandje te slapen, als een stervende zwaan. Ik maakte me als altijd meteen zorgen, vooral toen hij een paar dagen later ook begon te zwoegen vanuit zijn flanken. Maar hij at nog lekker en kwam ’s ochtends bij Kleinie en mij op ons bed liggen, besprong haar nog met zijn grom en liefdesbeet met zijn ene overgebleven tand. Kleinie sliep gewoon door, en ik joeg hem als altijd van haar af. Dat deed hij donderdag nog, maar vrijdag niet meer. Hij ging ook niet meer naar de etensbak, maar hij had wel enorme honger. Dus kreeg hij Sheba, en genoot daarvan vanuit zijn mandje, terwijl drie anderen likkebaardend wachtten. Ik had wat filmpjes gemaakt en belde vrijdag de dierenarts en mailde de filmpjes. Ja, ze moesten hem toch zien, maar gezien zijn enthousiasme met eten kon dat maandag wel. Huisbezoek kon niet vanwege corona. We konden wel bellen als het erger werd en dat was zaterdagochtend het geval. Ik maakte een spoedafspraak, pakte hem tegen de tijd dat we weg moesten op (wat hij tot mijn verbazing toeliet) en deed hem in de reismand. Dacht ik. Hij vloog er als een razende klauwend uit, raakte een ader in mijn arm, dus wij moesten eerst pleisteren en dweilen en de dierenarts afbellen. Daarna ging ik hem zoeken – hij had zich boven ergens verstopt. Na veel zoeken zag ik hem om een hoekje van een verstopplek kijken, en gaf hem eten. Maar hij liet het staan.

Later vond ik hem onderin de kast boven, in een donker hoekje. Ik werd erg bang, want dit betekent doorgaans dat ze gaan sterven. Wel een uur heb ik onderin de kast gelegen, vleiend en aaiend, totdat hij wat ging eten. Later kwam hij naar beneden en sjokte naar zijn mandje. Hij at nog wel een hapje, maar het kostte hem te veel energie. Wij twijfelden vreselijk: de reismand is stress, maar is dit lijden of kan hij hier rustig sterven? ’s Avonds leek het al stervenstijd te zijn: hij lag op zijn zij onder mijn werkblad, zich afzettend tegen de computer. Ik huilde vreselijk, het was zo akelig om te zien en ik kon hem toch niet missen! Iffix werkte een boel slijm naar buiten en ging daarna tot onze verbazing weer gewoon liggen, pootjes opgevouwen onder zijn borst. Wij konden toch iets rustiger slapen, ik kon hem even loslaten en het lot zijn gang laten gaan.

Zondagochtend lag hij in zijn mandje, maar hij wilde niet eten. Van mij wilde hij nog wat Sheba-vocht van de vingers likken, maar het was duidelijk dat het slecht ging. Ik overlegde met schoondochter en later met een poezenvriendin en maakte weer filmpjes. Ze vonden allebei dat we hem toch moesten laten zien bij de dierenarts. De poezenvriendin vroeg of zij hem moest vangen, maar dat ging me toch wat ver. Ik rolde hem in een stuk fleecedeken en duwde hem de reismand in, die opeens veel te groot leek voor zijn magere lijf. Natuurlijk was ik bang dat ik hem pijn gedaan had, maar hij zat in de mand, dus we konden een dierenarts bellen. Die zou net naar huis, maar hij wilde wel op ons wachten. Het was een rit van een kwartier, maar al na 5 minuten hoorde ik een raar geluid en toen we onder een lantaarnpaal door reden, zag ik: hij was al dood … We zijn toch naar de dierenarts gegaan en die kon ook niet anders dan de dood constateren. Maar hij troostte me erg met de reconstructie van zijn ziektebeeld: hier was ook een week geleden geen redden aan geweest. Iffix had massief hartfalen en zijn hart was er nu mee gestopt. Het verklaarde het vollopen met slijm en zijn blauwe bekje na zijn dood. Het stelde me gerust dat ik hem niet tekort had gedaan en vooral dat zijn sterven onvermijdelijk was en niet perse met de reismand te maken had. Want daar zat natuurlijk mijn pijn: die reismand en de eeuwige strijd daarmee.

Maar hij lag er zo mooi bij, dat we hem in het onderste deel van de reismand hebben laten liggen voor de andere katten en voor mij. Hij lag een avond binnen totdat zijn ziel weg was, daarna bleef hij tot dinsdag in de tuinkamer. Kleinie rook telkens als ze langs hem kwam aan hem, iedere keer weer. Alsof ze het niet kon geloven. Ikzelf geloof het ook niet: hij bleef zo mooi en ik kon geen afscheid nemen. Maar op dinsdag groef J. een grafje, vlakbij Toekie en vlakbij huis. ’s Middags hebben we hem samen begraven en weer huilde ik alles aan elkaar. Hoe moest ik zonder Iffix, zonder deze kat met wie ik zo verbonden was?

Een paar dagen voordat hij echt ziek werd, liep Iffix van zijn plaats naast mij op de bank achterlangs over de leuning en ging naast J. zitten, hem aankijkend. Het was uniek, hij deed dat nooit. Dat moet zijn overdracht geweest zijn: “Ik ben zo lang de man in haar leven geweest, neem jij het nu van mij over” ❤ Die gedachte troostte me ontzettend, ook nadat we hem begraven hadden. En de blauwe plek van de krabben van zaterdag is er nog en telkens als ik er naar kijk, voel ik hem en zijn trouw. Hij blijft met mij verweven, altijd. Ook letterlijk: er zijn heel wat haren van hem in mijn borduurwerken terechtgekomen en meegeborduurd 🙂

Gisteren aten we friet en ergerde het me voorheen weleens dat hij dan constant bij me zat te hengelen omdat hij mayonaise van mijn vinger wilde likken, nu miste ik dat gehengel.
Er zijn wel honderd momenten op een dag dat ik denk aan Iffix zus en Iffix zo. Dat verdient hij ook, deze man die het langst bij mij bleef, die zo trouw was. Rust zacht, lieve lieve Iffixeman, je blijft voor altijd in mijn ziel ❤

Articles

Valse vrienden

In Persoonlijks,Taal,Woordspelingen on 15 oktober 2018 door Marjolein Stam Getagd:

Tijdens de voorbije week heb ik weer vele valse vrienden meegemaakt en daar met goede vrienden ontzettend om gelachen. Ik was bij mijn lievelingsnicht en haar familie in Oranienburg – Berlijn, waar we nogal wat verjaardagen te vieren hadden.
Natuurlijk kwamen daar de Falsche Freunde tussen onze verwante talen uitgebreid ter sprake, wat als altijd voor veel plezier zorgde.

Zo was daar Petra, die me jaren geleden zei dat ze haar naam lelijk vond. Ik zei dat ze een prachtige naam had met een mooie betekenis. Maar ik was wel de vertaling kwijt, dus keek hulpzoekend mijn nicht aan en vroeg ‘rots’? Dit resulteerde in een lachstuip van de nicht, terwijl Petra’s gezicht droop van afgrijzen. Rotz betekent in het Duits namelijk een snottebel …
Sindsdien zeggen we als we elkaar zien: ‘Da ist die Petra Rotz!’ 🙂

Duitsers moeten in Nederland altijd lachen om de bordjes met 3x bellen en nog meer om alles wat met huren te maken heeft. De slogan ‘Auto huren 10 euro per uur’ zorgt voor zowel onbegrip als onbedaarlijk lachen. Want zoals Najib Amhali al zei: ‘Hoer is doer!’

Andersom zijn er ook eigenaardigheden: als iemand tegen mij zegt: ‘Ich bin pleite’, dan zeg ik ‘doei’. Maar het betekent dat men platzak is. Verwarring ten top!
Als Nederlandse (een volk dat alles verkleint, wat in het Duits niet kan) zei ik nadat men mij dat omstandig uitgelegd had braaf “Das ist ja ein Riesenkanin!”. Laat nou Kaninchen (en Eichhörnchen) zo’n beetje de enige woorden zijn die men niet kan vergroten!

Altijd weer vertellen wij het verhaal over de openhartigheid van Duitse vrouwen die mijn nicht zo typisch vond: zij klaagden openlijk over pijn in hun kruis. Het was bijna gênant hoe makkelijk men dat zei. Totdat ze begreep dat het kruis bij de Duitsers in de rug zit. Als we dan uitleggen dat het bij ons op een andere plek zit, zorgt dat vanzelfsprekend ook voor hilariteit.

Doordat ik de afgelopen week met een neef soms ook Engelse termen gebruikte, schudden mijn talenlades nogal door elkaar en kwamen er wat kruisbestuivingen uit. Mijn nicht begon over een patrijs die in het Engels gewoon partridge heet, maar in het Duits een totaal afwijkende naam heeft. Na enig nadenken zei ze: ‘Rebhahn’. Ik dacht half in het Engels en vroeg verbaasd: ‘Rape Hahn’? Ik denk dat deze vogel als Vergewaltigungshahn in onze geschiedenis blijft bestaan, net als Kanin en Frau Rotz.

Vals-vriendelijk bezien zou Pinkeltje in Duitsland een incontinente kabouter zijn, zoals zoveel dingen in andere talen zo anders zijn dan in de onze. Op de keper beschouwd zijn de valse vrienden dus geweldig – helemaal als ze bij dierbaren horen.

IMG_1529

Articles

In de ban van de ring

In Persoonlijks,Simpel schrijfwerk on 10 maart 2017 door Marjolein Stam Getagd: , , , , ,

Tijdens een dagje Berlijn in de zomer van 2015 zag mijn lief een ring in de etalage van een juwelier bij Alexanderplatz. Eenmaal binnen zag ik een exemplaar dat mij riep; die ring wilde mij en ik wilde die ring. Het was een ring van Frey Wille met de naam ‘Joy of Life’ en wat was dat toepasselijk in deze fase van mijn leven!
Toch vond ik hem te duur om hem zomaar even te kopen. Stiekem hoopte ik dat lief mij de ring alvast voor mijn verjaardag zou geven. Maar hij noch aanwezige nicht pakten de – blijkbaar te subtiele – hints op.

Een paar weken later vroeg hij wat ik van hem voor mijn verjaardag wilde hebben. Tja … eigenlijk wil ik die ring heel graag! Ehhh, die ring was toch in Berlijn en wij zijn nu in Friesland. Ja, dat weet ik, maar we kunnen toch bellen? Helaas, de winkel verstuurde niet buiten Duitsland. De ring was nergens anders meer te koop, dit specifieke design was uitlopend en dit was de laatste.
Kan het dan niet via nicht, opperde ik. En warempel, dat werd geregeld. Lief belde de winkel, mailde mijn nicht en met vereende krachten werd de ring naar ons opgestuurd. De dag voor mijn verjaardag lag mijn Joy of Life bij het afhaalpunt, dus kon ik tijdens mijn feestje pronken met mijn prachtige ring. Mijn verlovingsring, zeiden we.

Nu ben ik al lang niet meer gewend om sieraden 24 uur per etmaal te dragen, dus ging de ring ’s nachts af. Ook als we ergens waren geweest en ik op de terugweg onder zeil ging, of als we pendelden tussen Helmond en Leeuwarden, ging hij af. Tijdens onze verhuizing(en) hield ik hem apart om te voorkomen dat ik hem kwijt zou raken. Ook in ons nieuwe huis lag hij op vaste plekken. Als een kloek waakte ik over my precious.

Begin maart 2016 hadden we een feestje waarbij mijn ring opgemerkt en besproken werd. Achteraf was dat de laatste keer waarvan ik zeker wist dat ik hem droeg.
Kort daarop bleek hij spoorloos. Weg, verdwenen. Verschrikkelijk! Hoe vaak ik niet mijn tas opnieuw doorgespit heb, de bank onderaan beklopt hebben, alle hoekjes en gaatjes doorzocht … hij bleef weg. De zak die in die periode in de stofzuiger zat, is helemaal uitgeplozen – alles vergeefs.
Toch kon ik niet accepteren dat hij wellicht nooit terug zou komen; ik bleef hoop houden op een wonder. In het ongunstigste geval had ik hem echter in de auto afgedaan en opgeborgen in een leeg snoepdoosje, wat daarop weggegooid zou kunnen zijn. Maar ik wist het niet zeker en wilde dat niet geloven.
Wekelijks had ik het over de ring en of we die ooit zouden terugvinden – ik bleef in de ban van mijn ring.

In de afgelopen maanden hebben we veel in huis verplaatst, op- en ingeruimd, vaak samen met onze hulp. De kamers zijn uit- en weer ingeruimd, er werd gesorteerd, gepoetst, gedweild en gezogen. Mijn hulp wist weliswaar van de ring, maar ze had geen idee hoe hij eruit zag. Vorige week gebeurde het wonder.
Wij waren even weg en toen wij terugkwamen, lag er een ring op de laptop. DE ring! Mijn Joy of Life was terug! Ze had hem gevonden achter een poot van de boekenkast op de overloop, waar de katten hem ongetwijfeld naartoe gespeeld hadden. Vermoedelijk is het ding het afgelopen jaar de hele bovenverdieping over geweest, startend vanaf mijn nachtkastje.

Een ring staat symbool voor oneindigheid. Dat zo’n symbool kwijtraakt en bijna exact een jaar later toch weer opduikt, vind ik ook symbolisch. Een jaar lang was ik in de ban van de ring en nu, nu hij terug is, is hij niet meer van mijn vinger geweest.

2017-03-15 15-38-48 (B,Radius8,Smoothing4)

Articles

Les Misérables

In Persoonlijks,Qualen on 25 juli 2016 door Marjolein Stam Getagd: , , , ,

Het leven is geen musical maar als je misofonie hebt, staat het wel bol van geluiden. En dan met name van eetgeluiden of andere orale geluiden, die ik als ontzettend negatief ervaar.
In de jaren dat ik alleen was, had ik minder last van de misofonie. Alleen als een dierbare (of iemand die ik vaak zag) een snoepje in haar mond omdraaide, werd ik boos vanwege dat geluid. Hoe dichter iemand emotioneel bij me staat, hoe erger de triggers.

Die boosheid is niet zomaar boosheid, het is intense oplaaiende woede omdat iemand zo’n goor geluid maakt. Ik hoor het boven alles uit en ik word er bovenmatig razend om. Het hoort bij de aandoening dat je hypergefocust bent op geluiden die de ander maakt, dat je er zonder je er van bewust te zijn, constant op let. Dat verhoogt je stresslevels, waardoor je minder goed slaapt en dan word je nog prikkelbaarder en wordt de woede nog sterker. Misofonie is een vijand van jezelf en je moet die vijand voortdurend bestrijden.

Zo moet ik sinds ik samenwoon oppassen dat de boosheid niet overheerst. Ik houd erg veel van mijn partner, dat blijkt wel uit mijn woede 😉
Hij kan er niets aan doen, maar ik helaas ook niet. Ik oefen in wegkijken en niet reageren, terwijl hij figuurlijk op zijn tenen loopt als we synchroon eten met de televisie aan. O wee, als hij een hap neemt tijdens een stilte! Dan schieten mijn ogen vuur en heb ik al gemopperd voordat ik er controle over heb.
Om te voorkomen dat dit (weer) een groot probleem wordt, heb ik hulp gezocht. Ik ga naar een haptotherapeute, die mijn focus op blijheid legt. Ik doe aan mindfulness. De therapeute geeft me oefeningen in positiviteit (daarom zou ze deze blog ook sterk afkeuren!), ik houd een dagboek bij waarin ik de fijne dingen van die dag schrijf en waarin ik mantra’s schrijf die helpen mijn irritatie te overwinnen en mijn liefde te benadrukken.
Ik train mezelf om weg te kijken en mijn woorden in te slikken. En hij traint zichzelf om niet mee te gaan in dit gedoe, niet (meer) boos terug te reageren, maar te zeggen dat het niet in zijn mondholte maar in mijn hoofd zo hard klinkt. We evalueren samen periodiek of er vooruitgang is en gelukkig is die er.

De strijd tegen misofonie is intensief en zwaar, kost veel kracht. Daarom ben ik zo blij dat wij samen genieten van de natuur, van fotograferen, van nachtvlinders op het raam. Van vakanties en andere omgevingen, van onze beesten en van mijn borduurwerk-in-wording. Al die dingen die ons leven samen zo de moeite waard maken, blijven overeind, al moeten we daar wel wat voor doen. Alles buitenshuis is fijn, want daar heb ik geen last. Niet in de bioscoop of op andere publieke plaatsen. Thuis is het het ergste, terwijl thuis toch juist veilig en warm moet zijn.

Ondanks die indringer die altijd op de loer ligt, komen wij er samen wel. Ondanks zijn kuchjes, hoesten en eetgeluiden – hoe minimaal ook – realiseer ik me altijd dat we van elkaar houden. Anders zou ik er niet zo veel last van hebben. En hij houdt van mij, ook met deze aandoening.
Wij zijn en worden niet Les Misérables alleen omdat ik misofonie heb. Dat weigeren wij.

Articles

Altijd

In Persoonlijks on 7 januari 2016 door Marjolein Stam Getagd: , , ,

Vandaag is het een jaar geleden dat mijn vader afscheid van ons nam en in slaap viel. Deze datum voelt voor mij meer als zijn sterfdag dan de dag dat hij uiteindelijk overleed – de 18e. Dit was immers het laatste contact, hij sprak zijn laatste woorden. En wat waren dat prachtige woorden: het was één van de grootste liefdeblijken die hij mij (en wellicht ons allemaal) ooit gegeven heeft. Een mooi afscheid, dat voor mij helend werkte. Al blijft het gemis en het herdenken, vooral vandaag.

Ik betrap me erop dat ik net als vorig jaar de kerstkaarten weg wil halen en de feestelijke stemming uit huis wil verdrijven. Vorig jaar was dat nodig omdat die kerststemming ongepast voelde, nu moet en mag ik dat weer loskoppelen. De kaarten mogen blijven hangen, wij mogen verder gaan met ons leven.

Ik herdenk je in liefde, pap, en brand een kaarsje bij je foto. Jouw mooiste aandenken staat in mijn ‘poësie’-album, waar je op 16 augustus 1964 je versje schreef. Blijf maar lekker slapen, deze dochter heeft haar versje van jou. Voor altijd.
poëzie

Articles

Onbe-taal-baar

In Persoonlijks,Taal,Woordspelingen on 9 november 2015 door Marjolein Stam Getagd: , , , ,

Vijf jaar geleden leerde ik van familie van mijn toenmalige vriend het Helmondse woord ‘filifauwen’, wat knuffelen betekent. Twee weken later was de relatie voorbij en verdween het filifauwen uit mijn leven.
Ik leidde een gezapig bestaan en vond het prima om alleen te zijn met mijn katten.

Dit jaar veranderde alles: begin dit jaar kwam er een Brabander op mijn pad. We kenden elkaar weliswaar al jaren via het Genootschap Onze Taal – dus door GOT 😉 – maar we hadden elkaar nooit ontmoet. Tot die dag in februari, toen hij mij op kwam halen en ik kennismaakte met deze goedlachse, slimme man met zijn grote hart en zijn zachte G. Hoewel ik het nog een tijd heb tegengehouden en bleef tegenstribbelen, veroverde hij mijn hart en ziel en werd hij de partner met wie ik kan sparren en bij wie ik mezelf kan zijn.

We delen de liefde voor taal en hebben dan ook vaak plezier om allerlei woordspelingen die onze talige geesten ons ingeven. Het is heerlijk en zó verfrissend om op gelijk niveau te praten, om grappen niet uit te hoeven leggen en vooral, om zo vaak en zo veel te lachen. Natuurlijk hebben we ook onze ernstige gesprekken, zoals iedereen dat heeft en zoals dat hoort, maar onze raakvlakken en zijn opgeruimde karakter maken het allemaal makkelijker. Zeggen wij op de Drents-Overijsselse grens dat iets “oons niks kan scheel’n” – waarbij je niet anders kunt dan chagrijnig kijken omdat je mondhoeken door de uitspraak als vanzelf naar beneden zakken, mijn lief zegt met zijn zachte G: “Daar geef ik niks om”. Dat klinkt zo veel liever en positiever! Hoewel ik altijd dacht dat ik het Brabants vervelend vond, blijken de uitspraak en die G dus juist verzachtend te werken.

Hij neutraliseert mijn calvinisme, ik ben rustiger en vooral veel optimistischer met en door hem. We zien elkaar veel, ook doordat je de afstand niet ‘eventjes’ doet. Het is toch 250 kilometer die we telkens moeten overbruggen. Meestal krijg ik maar één brug mee; nadat ik via mijn telefoon wat woordjes heb gelegd, gaat mijn stoel achterover en slaap ik tot vlak voor ons einddoel. Hij vindt dat prima, is blij dat ik rust krijg in de auto. Zelf heeft hij meer energie en vindt autorijden prettig. Gelukkig maar, anders zouden we elkaar niet hebben leren kennen.

Bij zo’n afstand begin je toch sneller na te denken over samen en hoe en vooral: waar. Ik heb geen echte banden met Friesland, dus voor mij is het simpel. Bovendien is uit mijn zwervend bestaan al gebleken dat ik overal kan aarden. We besloten dus om ons op termijn in Brabant te vestigen. Die termijn werd korter dan gedacht, want toen we een huis bekeken, werd ik op slag verliefd op dat huis en wilde ik niets meer dan daar zo snel mogelijk samen gaan wonen. De onrust van het heen en weer reizen, van de katten alleen laten, van het hondje dat mee-lat, al die onrust moet bedaren in dat huis dat ons past als een warme jas.

Hoewel we hadden bedacht dat Oss een mooie plaats zou zijn, bleek ONS huis in Helmond te staan …
Mijn huis staat in de verkoop en allebei zijn we aan het uitzoeken en inpakken om twee huizen (en smaken) in elkaar te schuiven. We sluiten compromissen waar dat nodig is en richten zo ONS huis in. Binnenkort krijgen we de sleutel en wordt de badkamer verbouwd, de vloerbedekking wordt catproof vervangen en er moeten wat muren gesausd. Als het gaat zoals gepland, vieren we samen kerst in ONS huis. Een jaar geleden had ik dit niet geloofd of gedacht, was dit onvoorstelbaar.

ONS huis staat in Helmond en uitgerekend daar hebben ze dat prachtige woord voor knuffelen: ‘filifauwen’.
We zijn gelukkig, mijn Brabo en ik. Hij is kleiner en ronder, maar qua inhoud zijn we gelijk. Het is goed filifauwen met deze man 🙂

Liefde voor taal en vooral gedeelde liefde is onbe-taal-baar.een paar apart

Articles

Memoriam

In Persoonlijks,Simpel schrijfwerk on 12 juli 2015 door Marjolein Stam Getagd: , , , , ,

Lieve pap, we herdenken wat af deze dagen. Binnen een tijdsbestek van twee weken kreeg je jouw steen, werd de unit verwijderd en zou je jarig zijn geweest. Over een paar dagen is het een half jaar geleden dat jij stierf. Het gaat zo snel en toch ook weer niet.
Ik mis je, pap. Je humor, je grinnikjes, je rake woorden.
Je ziekte mis ik niet. Ik ben blij dat die over is, dat je verlost bent, en ik gun je je rust.

Je bent bijna altijd in mijn gedachten, op een rustige manier. Ik denk dat je mijn vriend hebt gezien, dat je zag hoe hij gisteren de lavendelplanten ingroef bij je steen. Dat je weet dat hij goed voor me is, dat ik rustiger en blijer ben geworden sinds ik hem ken. Dat hij goed is voor mam, alles voor haar wil doen. Dat we, ironisch genoeg, binnenkort vanaf het schiereiland Als op zeilvakantie gaan … Als: hoe verzin je het!

Ik hoop dat je ook ziet hoe mijn relatie met mam veranderd is, hoe fijn het is dat we op een veel warmere manier met elkaar omgaan. Ik heb spijt dat ik tijdens jouw ziekzijn niet zag hoe zwaar het allemaal voor haar was. Nu zie ik het wel en ik ben trots op haar, ook om hoe goed ze alles doet, hoe ze wat van haar leven maakt, ondanks dat ze jou daarin mist.
Ik ben je dankbaar dat je bij haar blijft, dat je haar liet weten dat ze naar de dokter moest gaan – dat had ze van ons vast niet aangenomen.

Zelf heb ik genoeg aan je foto naast de tv. Je weet vast wel hoe vaak ik even met je praat, hoe vaak ik me iets herinner en hoeveel houvast die foto – die jou in al je kracht weergeeft – me biedt.

Je steen is mooi, maar het deed zeer om je naam er in gebeiteld te zien staan. Toch verdien je dit monument, het doet je recht. Daarom kom ik er graag, prutsen we even met de bloemen en zorgen dat je graf er mooi bij ligt. En elke keer opnieuw maak ik een foto. Alsof ik je telkens even vast wil leggen, zoals ik dat ook deed toen je ziek was. Of ik doe gewoon mijn ‘Japanner-ding’ en maak een foto omdat ik dat nu eenmaal altijd doe 🙂

Gisteren had je jarig zullen zijn. Die 83e, waar je ondanks alles voor ging, maar waar je de kracht niet meer voor had. De helft van dat jaar heb je nog gered.
Het was een rare dag: we vierden voor het eerst je verjaardag niet. We hebben niet gebarbecued, geen speklap gegeten en geen gebak. We waren wel bij mam. Zij concentreerde zich op de tuin – het verwijderen van de unit geeft een enorme ruimte. Alles van jouw ziekte is weg, maar alles ligt nog braak, als een open wond. Het is confronterend. Toch is het ook een uitgelezen moment voor wederopbouw, ondanks al die gedenkdagen. Je zou het zelf ook gewaardeerd hebben, denk ik; je hield niet van blijven hangen in ellende. Dus waren we gisteren bezig met tegels uitzoeken en tellen hoeveel er nodig zijn, zodat mam het gat kan laten dichten en weer een tuintje kan creëren. Jij weet hoe belangrijk dat voor haar is.

Jij hebt een steen verlegd in een rivier op aarde.

Hoe praktisch je ook bezig bent, de emoties rondom jouw verjaardag, rondom jouw sterven, de herinneringen aan al die verjaardagen, die blijven. Het gemis blijft, juist omdat je zo’n bijzondere, sterke man was. Een man die het verdient om herinnerd en geëerd te worden. Je was in veler gedachten gisteren en bent dat altijd. In liefde herdacht, pap. X

Articles

Macromeeën

In Fotografie,Natuur,Persoonlijks,Simpel schrijfwerk on 5 mei 2015 door Marjolein Stam Getagd: , , , , , , , , , , , ,

Clematis Pixie

Op mijn paar meter ‘grote’ plaatsje moet ik woekeren met ruimte. Daarom benut ik elke centimeter optimaal; planten bloeien staand, hangend en klimmend langs muren en in hoekjes. Aan de muur hangt op giet- en plukhoogte een kruidenboulevard, voor de schutting staat een oud rek vol met van alles wat zich zoal in een jaar zo voordoet. Alles moet om de tuinset heen gegroepeerd worden; je moet tenslotte kunnen zitten, nietwaar? Daar was dat plaatsje in eerste instantie voor bedoeld.

Mijn plantjes scoor ik doorgaans bij Aldi of Lidl, of uitgebloeid voor een prikkie bij ongeacht welke kruidenier of  neringdoende. Vond ik vorig jaar een klein kasje en begon het zaaien buiten, dit jaar staan er binnen tomaten, paprika’s en puntpaprika’s te ontkiemen, samen met lathyrus en blauwe winde. Deze laatste waren vroeger niet uit mijn tuinen weg te denken, maar in de jaren van balkons en stadstuinen zijn ze nog niet weer aan bod gekomen. Omdat de diverse clematissen het zo goed doen in een simpele pot, was het tijd om deze eenjarige schoonheden weer eens toe te voegen. Bovendien staat er sinds twee weken een rozenboog, waarlangs genoemde clematissen, blauwe regen en kamperfoelie groeien. Dit creëert wat ruimte om lathyrus en winde tegen een stukje gaas te laten klimmen. Natuurlijk wel pas nadat ze verspeend zijn en klaar voor de grote buitenwereld!

blauwe winde

Het is een oude liefde: tuinieren en sfeer maken. Dat dat nu op de vierkante centimeter gebeurt, maakt mij niet uit. Elk jaar ziet mijn ‘tuintje’ er anders uit, met wat andere kleuren of andere details, elk jaar geniet ik er volop van. Ik kan fysiek ook steeds meer, het is nu allemaal functioneel en makkelijk bereikbaar. Maar aan de woekerende klimopstruiken van de buurman heb ik mijn handen vol. Ze mogen alleen boven de schutting groeien, niet mijn ruimte innemen, als groenblijvers. En enorme struiken kan ik wegens de ruimte niet kwijt, dus staan planten als vlinderstruik in een pot, dan kunnen ze niet te groot worden. Daarnaast hangen er prulletjes, vogelhuisjes en andere onzindingetjes, die voor de broodnodige sfeer zorgen. Dat hoort ook bij mij.

Kleine dingen vragen om macrofotografie, dus ik loop na verzorging van mijn planten door mijn tuintje met een macroklem op de camera en probeer van de kleinste dingen de details te vangen. Macromeeën noem ik dit plezier. Het is een heerlijke hobby, die ik in het veld ook vaak uitoefen, maar die in dit minituintje extra veel voldoening geeft op dagen dat ik er niet op uit kan of wil. Dan macromee ik lekker achter en geniet van alles wat het blote oog niet goed kan onderscheiden.

Anjermot

Zo kun je op vele manieren gelukkig worden van alles wat er in zo’n mini-stadstuintje te beleven valt – naast dat je er heerlijk in de zon (of in de schaduw) kunt zitten, kunt eten en zelfs kunt bbq’en – met verse kruiden van de kruidenboulevard en omringd door heerlijke geuren van de bloemen. Het enige wat hier niet veel rondvliegt, zijn vlinders en vogels. Dat moet ook niet; mijn katten houden van vers vlees en van proteïnehapjes. Zo zit Kleinie ’s zomers trouw bij de klimop te wachten tot er een nachtvlinder of een libel langskomt, die vervolgens razendsnel met een poot naar binnen gehengeld wordt. Vogels en muisjes worden door Toekie verschalkt. Gelukkig hebben Iffix en Miss Muis een iets minder goed ontwikkeld instinct, anders bleef er helemaal niets over. Al mogen ze van mij best wat boktorren vangen (die de klimbomen opvreten), of de anjermotten die mijn Marjolein soldaat maken.

Het is weer voorjaar, mijn bakken met planten zijn allemaal weer omgewoeld en voorzien van mest, alles is weer gesnoeid en de ‘tuin’ begint uit alle macht te bloeien. Weliswaar op macromee-niveau, maar mijn kattenkwartet en ik genieten uitbundig, op elk niveau en van alles wat zich in mijn paradijsje voordoet. Voor de voortuin heb ik al jaren een beplantingsplan klaar, daar gaan de tegels weg en mogen planten in de volle grond. Daar mogen vogels en vlinders juist wél komen, omdat alleen Miss Muis daar komt. Maar dat  is nog toekomstmuziek, vooralsnog is het een saaie betegelde postzegel. Achter daarentegen ziet het er weer fris, groeizaam en vooral gezellig uit. En daar word ik blij van!

Deze slideshow vereist JavaScript.

Articles

Troostvogel

In Persoonlijks,Simpel schrijfwerk on 11 februari 2015 door Marjolein Stam Getagd: , , , , , ,

Op 18 januari overleed mijn vader.
De maand januari ging voorbij met het stukje bij beetje sterven van deze sterke, dappere man, die zich niet liet kisten door ALS. Nooit noemde hij dat een ziekte – hij had een vervelende kwaal, zei hij. Maar ziek was hij niet. Bijna 6 jaar leed hij aan ALS. Een lange tijd waarin hij altijd bleef zoeken naar mogelijkheden om langer zelfstandig te blijven. Op het laatst had hij daar geen zin meer in, werd hij moe van de terugkerende blaasontstekingen, van de sondevoeding die hem het plezier van eten ontnam, van de effecten die deze ‘kwaal’ allemaal met zich meebracht.

Hij kon tot het laatst toe praten en eten, twee van zijn grootste pleziertjes. Tot de dag voordat hij ziek werd, genoot hij van zijn borreltje dat hij ’s avonds met een rietje naar binnen slurpte. Het werd steeds meer gedoe: rolstoel rechterop, borrel met rietje voorhouden, borrelglaasje weer wegzetten, stoel weer terug. En dat bij elk glas water, elke kop koffie, elke hap eten …
Daarnaast moesten zijn vlerken – zoals hij zijn werkeloze armen en handen noemde – vaak verlegd worden en schoof zijn voet regelmatig van de steun af omdat hij pijn in zijn been had. Zijn neus ging lopen, dus wij moesten punten aan zakdoeken draaien en de neus schoon peuteren. Hij werd gevoerd en met de tillift naar het toilet gebracht, maar dat onderging hij allemaal met humor. Alleen mijn moeder kreeg zijn moppers mee als hij nog moest wennen aan een nieuwe situatie, aan verdere achteruitgang.

Het verwerken deed hij ’s nachts en hij praatte er pas met ons over als hij alles weer op een rij had. Vorig jaar opperde mijn broer dat we wellicht bij toerbeurt wekelijks een nacht bij hem konden doorbrengen om mijn moeder te ontlasten. Vanaf de zomer ben ik mee gaan draaien en die nachten waren intens maar dierbaar. De gesprekken in het donker heb ik als verrijkend ervaren. De nacht vlak voor zijn verjaardag en de nacht van mijn eigen verjaardag waren het bijzonderst. Dat je nog als een kind jarig mag worden naast je vader, die je nadat de zuster hem ingestopt en verzorgd heeft, feliciteert, is iets moois om voor altijd op terug te kijken.

De laatste keer dat ik bij hem sliep, was het jaar bijna voorbij en hij was moe. In november genoot hij nog van de merel op het schuurdak, die hem na een zware nacht ’s ochtends toch weer plezier in het leven gaf. Hij voerde hele gesprekken met de merel, die met een scheef kopje naar hem keek. Het was ontroerend te horen hoe hij zich troostte met die vogel, nog rijkdom en kwaliteit uit zijn leven haalde door deze gesprekjes. De merel blijft daardoor voor mij zijn troostvogel, al zag hij hem in december niet meer. Toen was zijn blik al meer naar binnen gericht. Hij zat zijn tijd uit … Altijd nog met een onverwachte grap, altijd met humor en nooit klagend, maar hij was het wel zat. Van hem mocht het boek dicht.

Hoewel we er al lang op voorbereid waren, schrok ik toch toen we begin januari hoorden dat hij een longontsteking had. ’s Avonds was de ontsteking verergerd en toen de volgende ochtend vroeg de telefoon ging met de mededeling dat we beter konden komen, was ik op slag wakker. Onderweg gaf de zonsopgang een prachtig kleurende lucht. Ik dacht dat de hemel al versierd werd voor pap, dat hij daar onbezorgd naartoe mocht vliegen, terwijl zijn troostvogel hem zou begeleiden.
Dat liep anders: net als zijn ALS verliep zijn sterven ook traag. We hadden een prachtig afscheid met woorden die voor altijd in onze ziel gegrift staan, een geschenk waar je de rest van je leven mee verder kunt.

Daarna begon het wachten. We bereidden zaken voor, bespraken dingen en waren veel in het ouderlijk huis. Het is lastig, zo op elkaars lip met ieder de eigen emoties, met onvoldoende slaap en rust. Mijn moeder vond het fijn als er iemand boven sliep, zodat zij weer kon wennen aan haar slaapkamer, dus mijn schoonzus en ik wisselden elkaar af terwijl de broers om beurten bij pap in de unit bleven. Mijn zus was er elke dag. We vlogen heen en weer, ik had een ‘vluchtkoffertje’ klaarstaan om zo nodig meteen weer terug te kunnen gaan. Tijd of ruimte om te huilen had ik niet. Bovendien waren we blij dat zijn lijden (bijna) over was, dat hij rust had.

In de vroege ochtend van 18 januari was het klaar en had pap zijn reis naar gene zijde voltooid. Naast opluchting kwam verdriet; nu was het grote ‘nooit meer’ aangebroken. Het hielp mij erg dat ik mocht helpen hem op te baren en netjes te maken – iets waar hij altijd op stond en wat hij ook nu belangrijk had gevonden. Het was een vreemde dag met opnieuw alle kinderen en kleinkinderen aanwezig. Hij zou het mooi gevonden hebben. Zijn merel kwam nog even brood van de schuur halen en zat met het kopje scheef even te kijken.

De 22e was de dag dat we afscheid namen van zijn lichaam. Dat dappere lichaam, dat zo lang gestreden had en dat zo’n sterke ziel had gehuisvest. De kist was zoals hij die gekozen had, zoals hij ook de rouwkaart had gekozen. We hadden een mooie ‘dankdienst voor zijn leven’, waarin warme en goede woorden werden gesproken, waar hij in de open kist bij stond. Daarna brachten we hem naar de begraafplaats, waar we afscheid namen van zijn lichaam, van mijn vader, van pap. Alles wat iedereen doormaakt die een dierbare verliest, maakten we door. Maar het was anders; dit was mijn vader, dat raakt me in mijn kern. Een heel leven vol herinneringen is aan me voorbijgetrokken in die maand van afscheiden.

Weer thuis zat er een merel op mijn schuurdak. Dit, terwijl vogels het niet goed aandurven om in de buurt te komen vanwege mijn katten. De troostvogel kwam even langs en ik meende pap even van gene zijde te voelen.
Rust zacht, lieve dappere Stam-vader, dank je voor de liefde en warmte die je gaf. Maar bovenal voor je moed en je wijze lessen. We hoeven niet ‘verder met jouw strijd’, wij hoeven niet mee te doen aan een ALS-campagne, jij vond die veel te confronterend en onnodig. Ik koester een schat aan herinneringen en bovenal jouw troostvogel: de merel.

Troostvogel

De troostvogel is de titel van een gedicht van drs. P